Toelichting energieverbruiken en klimaatgegevens
ELEKTRICITEITSVERBRUIK
De tabellen geven jaarverbruiken van een bepaald genoemd jaar en jaarverloopverbruiken in kWh elektriciteit per 1 m2 netto-vloeroppervlakte van een gebouwtype bij een bepaalde conditie of bedrijfstijd.
De jaarverbruiken gelden voor alle weerstations.
Gebouwtypen
De referentiegebouwen zijn ingedeeld naar de volgende categorieën:
- woningen;
- winkels;
- kantoren;
- fabrieken;
- sporthallen;
- zwembaden;
- ziekenhuizen;
- scholen.
Het totaal aantal vermelde gebouwtypen is 30 stuks die in vorm en grootte van elkaar verschillen.
Installatietypes
Het elektriciteitsverbruik wordt per gebouwtype voor vijf soorten elektrische installaties gegeven:
- installaties met een bouwjaar voor 1965, niet-energiezuinig ontworpen;
- installaties met bouwjaar 1965 -1980, niet energiezuinig ontworpen;
- installaties met een bouwjaar 1980 - 1990, wel energiezuinig ontworpen;
- installaties met een bouwjaar 1990 - 2000, wel energiezuinig ontworpen;
- installaties met een bouwjaar na 2000, wel energiezuinig ontworpen.
- installaties met een bouwjaar na 2005, wel energiezuinig ontworpen (woningen).
Binnencondities
Voor elk gebouwtype zijn er een of twee binnencondities omschreven.
Voor het gasverbruik geven de
binnencondities de dagperiode met zijn bijbehorende binnentemperatuur aan.
Voor het elektriciteitsverbruik gelden dezelfde binnencondities, waarbij de dagperiode de bedrijfsperiode aangeeft.
Mate van gebruik
Het elektriciteitsverbruik is sterk afhankelijk van de mate van het gebruik of de bezetting van het gebouw.
De verbruikstabellen maken onderscheid tussen een gebruik van 100% en van 70%.
Een gebruik van 100% resp. 70% betekent bij:
Woningen:
- 100%: drie of meer personen per wooneenheid;
- 70%: twee personen per wooneenheid.
Winkels:
- 100%: doorlopend of geheel bezet tijdens de dagperiode;
-
70%: gebruik tijdens 70% van de dagperiode of 70% van de ruimte is tijdens de gehele dagperiode bezet.
Kantoren:
- 100%: geheel bezet tijdens de dagperiode;
- 70%: 70% van de ruimten is tijdens de dagperiode bezet.
Sporthallen:
- 100%: doorlopend of geheel bezet tijdens de dagperiode;
- 70%: gebruik tijdens 70% van de dagperiode of 70% van de ruimten is tijdens de gehele dagperiode bezet.
Zwembaden:
- 100%: doorlopend of geheel bezet tijdens de dagperiode;
- 70%: gebruik tijdens 70% van de dagperiode of 70% van de ruimten is tijdens de gehele dagperiode bezet.
Ziekenhuizen:
- 100%: doorlopend of geheel bezet tijdens de dagperiode;
- 70%: 70% van de ruimten is tijdens de dagperiode bezet.
Scholen:
- 100%: doorlopend of geheel bezet tijdens de dagperiode;
- 70%: gebruik tijdens 70% van de dagperiode of 70% van de ruimten is tijdens de dagperiode bezet.
Vermogen
De tabellen geven de verbruiksgegevens voor installaties met een hoog vermogen en een laag vermogen. Wat onder een hoog of laag vermogen wordt verstaan, vindt u van elke installatiecomponent per gebouwtype apart vermeld in de rubriek 'Referentiegebouwen'.
Installatiecomponenten
In beginsel wordt het elektriciteitsverbruik van de installatiecomponenten berekend met de formule:
Vermogen x specifieke gelijktijdigheidsfactor x specifieke bedrijfstijd.
In de verbruikstabellen
vindt u het jaarverbruik per installatiecomponent en van de gehele elektrische installatie weergegeven.
Uit deze tabellen kunt u de verbruiksgegevens van die componenten kiezen, die qua kenmerken en vermogen het meest overeenkomen met uw eigen installaties.
Door de door u gekozen componentverbruiken te sommeren, verkrijgt u een nieuw totaalverbruik voor de elektrische installaties.
De kenmerken en vermogens van de verschillende installatiecomponenten, waaruit u uw keuze kunt maken, vindt u per gebouwtype beschreven in de rubriek 'Referentiegebouwen'.
In de verbruikstabellen vindt u van het totaalverbruik van de elektrische installatie - de som van de componentverbruiken - zowel het dagtariefdeel, nl. de periode van 7:00 uur tot 23:00 uur, als het nachttariefdeel vermeld.
Verlichting
Voor het elektriciteitsverbruik voor
verlichting is de specifieke bedrijfstijd naast het specifieke geïnstalleerd vermogen van grote invloed.
Met deze invloed van het vermogen en de bedrijfstijd wordt in de verbruikstabellen rekening gehouden, doordat de verbruikstabellen per gebouw worden gegeven.
Elk gebouw is naar functie, vorm, grootte en bedrijfstijd bepaald.
Met bijzondere schakelsystemen, zoals automatische daglichtafhankelijke en aanwezigheidsafhankelijke systemen, is geen rekening gehouden. Indien in uw situatie de verlichtingsinstallatie van een oudere elektrische installatie is vervangen door een nieuwe energiezuinige installatie, kunt u het jaarverbruik van de verlichtingscomponent aflezen bij de elektrische installatie met een energiezuinig ontwerp.
Het vermelde verlichtingsvermogen in de rubriek 'Referentiegebouwen' kunnen u bij uw keuze ondersteunen.
Tevens bevat deze toelichting een 'Keuzetabel verlichting', waarin
u per armatuur- of lampensoort het vermogen per m2 netto-vloeroppervlakte kunt aflezen.
Koeling
In het elektriciteitsverbruik voor koeling is alleen het verbruik opgenomen van een gehele of gedeeltelijke algemene koeling van het gebouw. Er is geen rekening gehouden met eventuele specifieke ruimten, die zo'n hoge interne warmte hebben, dat zij altijd moeten worden gekoeld.
Bij de berekening van de elektriciteitsverbruiken voor koeling is gebruik gemaakt van de klimaatgegevens die zijn waargenomen door het weerstation De Bilt van het KNMI.
Liften
Het elektriciteitsverbruik van liften wordt door een groot aantal factoren bepaald.
De in de jaartabellen gepubliceerde verbruiken moet u dan ook als grenzen beschouwen, waarop een behoorlijke afwijking mogelijk is.
Overig vermogen
Het elektriciteitsverbruik van andere elektrische installaties in een gebouw is sterk afhankelijk van het aantal en de soort installaties die in gebruik zijn.
Op het uiteindelijke verbruik hebben ook een aantal andere, moeilijk te kwantificeren factoren belangrijke invloed. De vermelde gegevens met betrekking tot het elektriciteitsverbruik moet u als normen beschouwen, waarop sterke afwijkingen mogelijk zijn.
Keuzetabel verlichting
Omschrijving
Standaardverlichtingssterkte: 350 Lux.
Opgenomen vermogen in W per 1 m2 NVO
| | | Normaal | | Groot | |
| | | Hoge reflectie | Lage reflectie | Hoge reflectie | Lage reflectie |
|
|
Normaal |
16,2 |
18,2 |
12,1 |
14,0 |
Breedstralende spiegelreflector |
Fluorescentie |
Hoog |
13,8 |
16,6 |
9,5 |
11 |
|
|
Normaal |
21,2 |
24,3 |
13,5 |
15,8 |
Breedstralende witte reflector |
Fluorescentie |
Hoog |
16,6 |
19,3 |
9,7 |
11,5 |
|
|
Normaal |
24,3 |
27,3 |
13,8 |
16,5 |
Vrijstralend |
Fluorescentie |
Hoog |
19,3 |
27,6 |
10,4 |
15,9 |
|
|
Normaal |
27,3 |
39,4 |
14,9 |
22,7 |
Vrijstralend, prisma kap |
Fluorescentie |
Hoog |
22,1 |
27,6 |
12,6 |
16,3 |
|
|
Normaal |
33,4 |
39,4 |
18,0 |
23,3 |
Breedstralend, opalen kap |
Fluorescentie |
Hoog |
24,8 |
27,6 |
14,6 |
17,1 |
|
|
Normaal |
36,4 |
39,4 |
20,9 |
24,3 |
Vrijstralend, opalen kap |
Fluorescentie |
Hoog |
27,6 |
33,1 |
16,3 |
21,1 |
|
|
Normaal |
42,5 |
48,5 |
23,3 |
30,1 |
Spiegeloptiek, smalle bundel |
Fluorescentie, compact |
ca. 25 W |
19,4 |
21,9 |
|
|
|
Gloei,
normaal |
100 W |
66,1 |
73,9 |
|
|
Gefacetteerde aluminium sp. |
Gloei, normaal |
100 W |
73,9 |
77,8 |
|
|
Vrijstralend |
Fluorescentie, compact |
ca. 25 W |
29,2 |
43,7 |
|
|
|
Gloei, normaal |
100 W |
97,2 |
147,8 |
|
|
Opaalglazen kap |
Fluorescentie, compact |
ca. 25 W |
33,1 |
38,9 |
|
|
|
Gloei,
normaal |
100 W |
112,8 |
132,2 |
|
|
Opaalglazen bol |
Fluorescentie, compact |
ca. 25 W |
33,1 |
49,6 |
|
|
|
Gloei, normaal |
100 W |
112,8 |
169,2 |
|
|
Inbouw, opaalglasschijf |
Fluorescentie, compact |
ca. 25 W |
38,9 |
43,7 |
|
|
|
Gloei, normaal |
100 W |
132,2 |
147,8 |
|
|
Inbouw |
Gloei, reflector |
100 W |
81,7 |
85,6 |
|
|
|
Persglas |
100 W |
38,9 |
42,8 |
|
|
Metalen lichtrooster, wit |
Gloei, reflector |
100 W |
105 |
112,8 |
|
|
|
Persglas |
100 W |
54,4 |
54,4 |
|
|
Vrijstralend |
Gloei, reflector |
100 W |
58,2 |
66,1 |
|
|
|
Persglas |
100 W |
38,9 |
42,8 |
|
|
Diepstralende spiegelreflector |
Menglichtlamp |
250W |
|
|
27,2 |
31,1 |
|
H.d. kwikl. normaal |
250W |
|
|
11,6 |
13,4 |
|
H.d. kwikl. metaaljodide |
250W |
|
|
9,4 |
10,7 |
|
H.d. natrium |
250W |
|
|
6,4 |
7,2 |
Breedstralende spiegelreflector |
Menglichtlamp |
250W |
|
|
29,4 |
33,5 |
|
H.d. kwikl. normaal |
250W |
|
|
12,7 |
14,5 |
|
H.d. kwikl. metaaljodide |
250W |
|
|
10,2 |
11,8 |
|
H.d. natrium |
250W |
|
|
7,0 |
7,8 |
Geëmailleerde reflector |
Menglichtlamp |
250W |
|
|
32,6 |
37,2 |
|
H.d. kwikl. normaal |
250W |
|
|
14,2 |
16,3 |
|
H.d. kwikl. metaaljodide |
250W |
|
|
11,5 |
13,1 |
|
H.d. natrium |
250W |
|
|
7,8 |
9,1 |
Aluminium beschermreflector |
H.d. kwikl. reflector |
250W |
|
|
13,4 |
15,5 |
GASVERBRUIK
Algemeen
Maandelijks worden in deze rubrieken verbruiksnormen van de afgelopen maanden gegeven voor verwarming van een dertigtal gebouwen die in vorm en grootte van elkaar verschillen.
Deze gebouwen zijn gegroepeerd naar functie in de volgende categorieën:
- woningen;
- winkels;
- kantoren;
- fabrieken;
- sporthallen;
- zwembaden;
- ziekenhuizen;
- scholen.
Bij elke functie van een gebouw zijn één of twee condities geformuleerd met betrekking tot binnentemperaturen en bedrijfstijden.
De tabellen geven per maand per referentiegebouw het gasverbruik voor verwarming waarbij rekening is gehouden met ventilatie en interne warmte.
Dit gasverbruik wordt gegeven in m3 voor 1 m2 netto-vloeroppervlak.
Uit de tabellen kunt u een
referentiegebouw kiezen dat in functie, vorm en grootte overeenkomt met uw eigen nader te beschouwen gebouw en omstandigheid.
U kunt dan het eigen gasverbruik per m2 netto-vloeroppervlak vergelijken met dat van het referentiegebouw.
Deze verbruiken zijn verfijnd weergegeven naar vijf isolatieklassen en deze isolatieklassen elk weer naar vijf ketelrendementsklassen.
Details in kenmerken van gebouwtype en installatie zijn dan voor deze klassen te vinden in de rubriek ‘Referentiegebouwen’ zodat men zijn eigen gebouw voor vergelijking zeer juist kan plaatsen in deze klassen.
Indien u sterke afwijkingen van het eigen gasverbruik constateert met hetgeen in de tabel als norm vermeld staat, kan dat duiden op:
-
onvolkomenheden in de verwarmingsinstallatie;
- onjuist handelen door de gebruiker van het gebouw (bij voorbeeld stoken met geopende ramen);
- verkeerd bedienen van de installatie.
De oorzaken van deze grote afwijkingen dienen te worden opgespoord en te worden verholpen.
KLIMAATGEGEVENS
Algemeen
De tabellen geven het maandverloop weer van de klimaatgegevens voor tien weerstations. De stations zijn: De Bilt, Eelde, De Kooy, Rotterdam, Eindhoven, Leeuwarden, Twente, Deelen, Vlissingen en Zuid-Limburg.
De volgende gegevens worden gepubliceerd:
- graaddagen naar gebouwfunctie, per kalendermaand;
- graaddagen per meetweek;
- graaddagen per kalendermaand;
- graaddagen per meetdag en per meetmaand;
- enthalpiedagen per meetweek;
- enthalpiedagen per kalendermaand;
- enthalpiedagen per meetdag en meetmaand;
- bevochtigingsgramuren per meetweek en kalendermaand;
- ontvochtigingsgramuren per meetweek en kalendermaand;
- koelgraaduren per meetweek en kalendermaand;
- koelenthalpie-uren per meetweek en kalendermaand.
De klimaatgegevens zijn gerelateerd aan de functie van het gebouw en de daarmee samenhangende binnencondities), waarvan u hieronder een overzicht vindt. In de tabellen voor graaddagen en enthalpiedagen wordt in kolom meetdag met de afkorting fe een feestdag bedoeld. In de berekeningen is uitgegaan dat de zomertijd eindigt om 3.00 uur.
Binnenconditie
De binnencondities zijn naar functie en gebouwtype vastgelegd met de codes 01 t/m 25. De binnenconditie definieert van welke temperatuur en/of vochtgehalte en/of enthalpie is uitgegaan. Een overzicht van deze gegevens per binnenconditie geven we u in
het onderstaande overzicht.
1) = Inclusief feestdagen
2) = Exclusief feestdagen
| | Dagdeel | Overige periode | Alle dagen 1) | Maandag t/m vrijdag 2) |
|
6 - 22 |
18 °C |
12 °C |
|
04 |
|
|
21 °C |
19 °C |
08 |
|
|
7 - 17 |
18 °C |
12 °C |
|
05 |
|
7 - 23 |
20 °C, 7,5 g/kg |
16 °C |
01 |
|
|
8 - 16 |
19 °C |
14 °C |
|
09 |
|
|
22 °C, 7,5 g/kg |
16 °C |
|
13 |
|
8 - 18 |
20 °C, 7,5 g/kg |
16 °C |
12 |
|
|
8 - 20 |
26 °C |
24 °C |
07 |
|
|
8 - 22 |
18 °C |
13 °C |
06 |
|
|
|
19 °C |
14 °C |
|
10 |
Bevochtigingsgramuren/ontvochtigingsgramuren |
0 - 24 |
8 g/kg |
|
14 |
|
|
8 - 18 |
8 g/kg |
|
15 |
16 |
Koelgraaduren/koelenthalpieuren |
0 - 24 |
12 °C, 30,9 KJ/kg |
|
17 |
|
|
|
20 °C, 39,1 KJ/kg |
|
20 |
|
|
|
24 °C, 43,1 KJ/kg |
|
23 |
|
|
8 - 17 |
12 °C, 30,9 KJ/kg |
|
18 |
19 |
|
|
20 °C, 39,1 KJ/kg |
|
21 |
22 |
|
|
24 °C, 43,1 KJ/kg |
|
24 |
25 |
Graaddagen en overige begrippen
Hieronder geven we u een korte toelichting op de begrippen graaddagen, enthalpiedagen, bevochtingingsgramuren, ontvochtigingsgramuren, koelgraaduren en koelenthalpie-uren.
Graaddagen
Door gebruik te maken van het begrip 'graaddagen' kunt u de binnencondities omzetten in gegevens voor energieverbruik.
Voor het berekenen van het aantal graaddagen in een maand worden eerst de graaduren berekend. In een gebouw moet gestookt worden, wanneer de buitentemperatuur lager is dan de gewenste binnentemperatuur. Het aantal uren dat gestookt moet worden vermenigvuldigd met het temperatuurverschil tussen buitentemperatuur en gewenste binnentemperatuur geeft het aantal graaduren. Door dit aantal graaduren te delen door 24 berekenen we het aantal graaddagen.
In
formulevorm is dit: G=n (t bi - t bu), waarbij
G = aantal graaddagen;
n = aantal verwarmingsuren gedeeld door 24;
t bi = bepaalde binnentemperatuur gedefinieerd in de binnenconditie;
t bu = gemiddelde buitentemperatuur geregistreerd door KNMI.
In onderstaande grafieken wordt voor twee verschillende binnencondities het graadurenverloop (in K.h.) weergegeven door de grijs gearceerde vlakken. Dit aantal uren gedeeld door 24 geeft dan een graaddag (in K.d.).
Bij binnentemperatuur (basistemperatuur) van 18 °C gedurende het gehele etmaal.
Bij binnentemperatuur van 20 °C gedurende dagperiode van 0.800 uur tot 18.00 uur en 16 °C gedurende overige tijd (nachtperiode)
Overige begrippen
Voor het berekenen van enthalpiedagen, bevochtigingsgramuren, ontvochtigingsgramuren, koelgraaduren en koelenthalpie-uren heeft de redactie de volgende formules gehanteerd:
Enthalpiedagen
Het begrip graaddagen is vrij onnauwkeurig, omdat hier geen rekening wordt gehouden met het vochtgehalte in de lucht. Vocht neemt een bepaalde hoeveelheid warmte op die later weer afgestaan kan worden. Enthalpie is warmte-inhoud van vochtige lucht in kJ/kg.
Het begrip enthalpiedagen houdt hier wel rekening mee. In formulevorm is dit:
Enthalpiedagen = aantal bedrijfsdagen installatie x (gemiddeld enthalpie buitenlucht - enthalpie verwarmde inblaaslucht).
Bevochtigingsgramuren
Deze grootheid geeft het aantal uren aan dat er vocht toegevoegd moet worden aan de lucht in een gebouw om het gewenste vochtgehalte op peil te houden.
In formulevorm is dit:
Bevochtigingsgramuren = aantal bedrijfsuren installatie x (bepaald absoluut vochtgehalte lucht uittredezijde - gemiddeld absoluut vochtgehalte lucht intredezijde).
Ontvochtigingsgramuren
De ontvochtigingsgramuren geven het aantal uren aan dat er vocht onttrokken moet worden aan de lucht in een gebouw om het gewenste vochtgehalte op peil te houden.
In formulevorm is dit:
Ontvochtigingsgramuren = aantal bedrijfsuren installatie x (gemiddeld absoluut vochtgehalte lucht intredezijde - gemiddeld absoluut vochtgehalte lucht uittredezijde).
Koelgraaduren
Dit geeft het aantal uren aan waarbij in een gebouw gekoeld moet worden om de gewenste binnentemperatuur te handhaven.
In formulevorm is dit:
Koelgraaduren = aantal bedrijfsuren installatie x (gemiddelde temperatuur buitenlucht - bepaalde temperatuur gekoelde inblaaslucht).
Koelenthalpie-uren
Dit begrip houdt in tegenstelling tot de koelgraaduren tevens rekening met het vochtgehalte van de lucht.
In formulevorm worden de koelenthalpie-uren als volgt berekend:
Koelenthalpie-uren = aantal bedrijfsuren installatie x
(gemiddelde enthalpie buitenlucht - bepaalde enthalpie gekoelde inblaaslucht).
Toepassing
In gebouwen wordt energie verbruikt voor verwarming, ventilatie, koeling en be-/ontvochtiging. De hierboven genoemde kernbegrippen kunt u gebruiken om het energieverbruik hiervoor te toetsen en berekenen. De verschillende begrippen worden bij de volgende installaties gehanteerd:
- graaddagen bij verwarmings- en ventilatie-installaties;
- enthalpiedagen bij ventilatie- en luchtbehandelingsinstallaties;
- de overige begrippen bevochtigins- en ontvochtigingsgramuren, koelgraad- en koelenthalpie-uren bij luchtbehandelingsinstallaties.