Jaarverloop elektriciteitsverbruik vanaf 2014, l-vormig, laagbouw, dagonderwijs, station Rotterdam

Omschrijving

Binnenconditie
09 Dagperiode 19°C, ma t/m vr 8-16 uur, feestdagen uitgezonderd, overige periode 14°C

Tabel

Elektriciteitsverbruik in kWh per m2 NVO
OntwerpBouwjaarGebruikVermogenJaar
201420152016201720182019202020212022
Niet-energiezuinig Voor 1965 100% Laag x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx
Hoog x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx
70% Laag x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx
Hoog x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx
1965-1980 100% Laag x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx
Hoog x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx
70% Laag x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx
Hoog x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx
Energiezuinig 1980-1990 100% Laag x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx
Hoog x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx
70% Laag x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx
Hoog x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx
1990-2000 100% Laag x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx
Hoog x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx
70% Laag x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx
Hoog x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx
Na 2000 100% Laag x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx
Hoog x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx
70% Laag x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx
Hoog x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx x,xx

Toelichting energieverbruiken en klimaatgegevens



ELEKTRICITEITSVERBRUIK

De tabellen geven jaarverbruiken van een bepaald genoemd jaar en jaarverloopverbruiken in kWh elektriciteit per 1 m2 netto-vloeroppervlakte van een gebouwtype bij een bepaalde conditie of bedrijfstijd.

De jaarverbruiken gelden voor alle weerstations.


Gebouwtypen

De referentiegebouwen zijn ingedeeld naar de volgende categorieën:

  • woningen;
  • winkels;
  • kantoren;
  • fabrieken;
  • sporthallen;
  • zwembaden;
  • ziekenhuizen;
  • scholen.

Het totaal aantal vermelde gebouwtypen is 30 stuks die in vorm en grootte van elkaar verschillen.


Installatietypes

Het elektriciteitsverbruik wordt per gebouwtype voor vijf soorten elektrische installaties gegeven:

  • installaties met een bouwjaar voor 1965, niet-energiezuinig ontworpen;
  • installaties met bouwjaar 1965 -1980, niet energiezuinig ontworpen;
  • installaties met een bouwjaar 1980 - 1990, wel energiezuinig ontworpen;
  • installaties met een bouwjaar 1990 - 2000, wel energiezuinig ontworpen;
  • installaties met een bouwjaar na 2000, wel energiezuinig ontworpen.
  • installaties met een bouwjaar na 2005, wel energiezuinig ontworpen (woningen).

Binnencondities

Voor elk gebouwtype zijn er een of twee binnencondities omschreven.

Voor het gasverbruik geven de binnencondities de dagperiode met zijn bijbehorende binnentemperatuur aan.

Voor het elektriciteitsverbruik gelden dezelfde binnencondities, waarbij de dagperiode de bedrijfsperiode aangeeft.


Mate van gebruik

Het elektriciteitsverbruik is sterk afhankelijk van de mate van het gebruik of de bezetting van het gebouw. De verbruikstabellen maken onderscheid tussen een gebruik van 100% en van 70%. Een gebruik van 100% resp. 70% betekent bij:

Woningen:

  • 100%: drie of meer personen per wooneenheid;
  • 70%: twee personen per wooneenheid.

Winkels:

  • 100%: doorlopend of geheel bezet tijdens de dagperiode;
  • 70%: gebruik tijdens 70% van de dagperiode of 70% van de ruimte is tijdens de gehele dagperiode bezet.

Kantoren:

  • 100%: geheel bezet tijdens de dagperiode;
  • 70%: 70% van de ruimten is tijdens de dagperiode bezet.

Sporthallen:

  • 100%: doorlopend of geheel bezet tijdens de dagperiode;
  • 70%: gebruik tijdens 70% van de dagperiode of 70% van de ruimten is tijdens de gehele dagperiode bezet.

Zwembaden:

  • 100%: doorlopend of geheel bezet tijdens de dagperiode;
  • 70%: gebruik tijdens 70% van de dagperiode of 70% van de ruimten is tijdens de gehele dagperiode bezet.

Ziekenhuizen:

  • 100%: doorlopend of geheel bezet tijdens de dagperiode;
  • 70%: 70% van de ruimten is tijdens de dagperiode bezet.

Scholen:

  • 100%: doorlopend of geheel bezet tijdens de dagperiode;
  • 70%: gebruik tijdens 70% van de dagperiode of 70% van de ruimten is tijdens de dagperiode bezet.

Vermogen

De tabellen geven de verbruiksgegevens voor installaties met een hoog vermogen en een laag vermogen. Wat onder een hoog of laag vermogen wordt verstaan, vindt u van elke installatiecomponent per gebouwtype apart vermeld in de rubriek 'Referentiegebouwen'.


Installatiecomponenten

In beginsel wordt het elektriciteitsverbruik van de installatiecomponenten berekend met de formule:

Vermogen x specifieke gelijktijdigheidsfactor x specifieke bedrijfstijd.


In de verbruikstabellen vindt u het jaarverbruik per installatiecomponent en van de gehele elektrische installatie weergegeven.

Uit deze tabellen kunt u de verbruiksgegevens van die componenten kiezen, die qua kenmerken en vermogen het meest overeenkomen met uw eigen installaties.

Door de door u gekozen componentverbruiken te sommeren, verkrijgt u een nieuw totaalverbruik voor de elektrische installaties.

De kenmerken en vermogens van de verschillende installatiecomponenten, waaruit u uw keuze kunt maken, vindt u per gebouwtype beschreven in de rubriek 'Referentiegebouwen'.

In de verbruikstabellen vindt u van het totaalverbruik van de elektrische installatie - de som van de componentverbruiken - zowel het dagtariefdeel, nl. de periode van 7:00 uur tot 23:00 uur, als het nachttariefdeel vermeld.


Verlichting

Voor het elektriciteitsverbruik voor verlichting is de specifieke bedrijfstijd naast het specifieke geïnstalleerd vermogen van grote invloed.

Met deze invloed van het vermogen en de bedrijfstijd wordt in de verbruikstabellen rekening gehouden, doordat de verbruikstabellen per gebouw worden gegeven.

Elk gebouw is naar functie, vorm, grootte en bedrijfstijd bepaald.

Met bijzondere schakelsystemen, zoals automatische daglichtafhankelijke en aanwezigheidsafhankelijke systemen, is geen rekening gehouden. Indien in uw situatie de verlichtingsinstallatie van een oudere elektrische installatie is vervangen door een nieuwe energiezuinige installatie, kunt u het jaarverbruik van de verlichtingscomponent aflezen bij de elektrische installatie met een energiezuinig ontwerp. Het vermelde verlichtingsvermogen in de rubriek 'Referentiegebouwen' kunnen u bij uw keuze ondersteunen.

Tevens bevat deze toelichting een 'Keuzetabel verlichting', waarin u per armatuur- of lampensoort het vermogen per m2 netto-vloeroppervlakte kunt aflezen.


Koeling

In het elektriciteitsverbruik voor koeling is alleen het verbruik opgenomen van een gehele of gedeeltelijke algemene koeling van het gebouw. Er is geen rekening gehouden met eventuele specifieke ruimten, die zo'n hoge interne warmte hebben, dat zij altijd moeten worden gekoeld.

Bij de berekening van de elektriciteitsverbruiken voor koeling is gebruik gemaakt van de klimaatgegevens die zijn waargenomen door het weerstation De Bilt van het KNMI.


Liften

Het elektriciteitsverbruik van liften wordt door een groot aantal factoren bepaald. De in de jaartabellen gepubliceerde verbruiken moet u dan ook als grenzen beschouwen, waarop een behoorlijke afwijking mogelijk is.


Overig vermogen

Het elektriciteitsverbruik van andere elektrische installaties in een gebouw is sterk afhankelijk van het aantal en de soort installaties die in gebruik zijn. Op het uiteindelijke verbruik hebben ook een aantal andere, moeilijk te kwantificeren factoren belangrijke invloed. De vermelde gegevens met betrekking tot het elektriciteitsverbruik moet u als normen beschouwen, waarop sterke afwijkingen mogelijk zijn.


Keuzetabel verlichting


Omschrijving

Standaardverlichtingssterkte: 350 Lux.

 


Opgenomen vermogen in W per 1 m2 NVO

ArmatuursoortLampensoortVermogen of lichtstroomRuimte
NormaalGroot
Hoge reflectieLage reflectieHoge reflectieLage reflectie
Nauwbundelende spiegelreflector Fluorescentie Hoog 11,0 13,8 8,4 9,8
Normaal 16,2 18,2 12,1 14,0
Breedstralende spiegelreflector Fluorescentie Hoog 13,8 16,6 9,5 11
Normaal 21,2 24,3 13,5 15,8
Breedstralende witte reflector Fluorescentie Hoog 16,6 19,3 9,7 11,5
Normaal 24,3 27,3 13,8 16,5
Vrijstralend Fluorescentie Hoog 19,3 27,6 10,4 15,9
Normaal 27,3 39,4 14,9 22,7
Vrijstralend, prisma kap Fluorescentie Hoog 22,1 27,6 12,6 16,3
Normaal 33,4 39,4 18,0 23,3
Breedstralend, opalen kap Fluorescentie Hoog 24,8 27,6 14,6 17,1
Normaal 36,4 39,4 20,9 24,3
Vrijstralend, opalen kap Fluorescentie Hoog 27,6 33,1 16,3 21,1
Normaal 42,5 48,5 23,3 30,1
Spiegeloptiek, smalle bundel Fluorescentie, compact ca. 25 W 19,4 21,9
Gloei, normaal 100 W 66,1 73,9
Gefacetteerde aluminium sp. Gloei, normaal 100 W 73,9 77,8
Vrijstralend Fluorescentie, compact ca. 25 W 29,2 43,7
Gloei, normaal 100 W 97,2 147,8
Opaalglazen kap Fluorescentie, compact ca. 25 W 33,1 38,9
Gloei, normaal 100 W 112,8 132,2
Opaalglazen bol Fluorescentie, compact ca. 25 W 33,1 49,6
Gloei, normaal 100 W 112,8 169,2
Inbouw, opaalglasschijf Fluorescentie, compact ca. 25 W 38,9 43,7
Gloei, normaal 100 W 132,2 147,8
Inbouw Gloei, reflector 100 W 81,7 85,6
Persglas 100 W 38,9 42,8
Metalen lichtrooster, wit Gloei, reflector 100 W 105 112,8
Persglas 100 W 54,4 54,4
Vrijstralend Gloei, reflector 100 W 58,2 66,1
Persglas 100 W 38,9 42,8
Diepstralende spiegelreflector Menglichtlamp 250W 27,2 31,1
H.d. kwikl. normaal 250W 11,6 13,4
H.d. kwikl. metaaljodide 250W 9,4 10,7
H.d. natrium 250W 6,4 7,2
Breedstralende spiegelreflector Menglichtlamp 250W 29,4 33,5
H.d. kwikl. normaal 250W 12,7 14,5
H.d. kwikl. metaaljodide 250W 10,2 11,8
H.d. natrium 250W 7,0 7,8
Geëmailleerde reflector Menglichtlamp 250W 32,6 37,2
H.d. kwikl. normaal 250W 14,2 16,3
H.d. kwikl. metaaljodide 250W 11,5 13,1
H.d. natrium 250W 7,8 9,1
Aluminium beschermreflector H.d. kwikl. reflector 250W 13,4 15,5

GASVERBRUIK


Algemeen

Maandelijks worden in deze rubrieken verbruiksnormen van de afgelopen maanden gegeven voor verwarming van een dertigtal gebouwen die in vorm en grootte van elkaar verschillen. Deze gebouwen zijn gegroepeerd naar functie in de volgende categorieën:

  • woningen;
  • winkels;
  • kantoren;
  • fabrieken;
  • sporthallen;
  • zwembaden;
  • ziekenhuizen;
  • scholen.

Bij elke functie van een gebouw zijn één of twee condities geformuleerd met betrekking tot binnentemperaturen en bedrijfstijden.

De tabellen geven per maand per referentiegebouw het gasverbruik voor verwarming waarbij rekening is gehouden met ventilatie en interne warmte. Dit gasverbruik wordt gegeven in m3 voor 1 m2 netto-vloeroppervlak. Uit de tabellen kunt u een referentiegebouw kiezen dat in functie, vorm en grootte overeenkomt met uw eigen nader te beschouwen gebouw en omstandigheid. U kunt dan het eigen gasverbruik per m2 netto-vloeroppervlak vergelijken met dat van het referentiegebouw. Deze verbruiken zijn verfijnd weergegeven naar vijf isolatieklassen en deze isolatieklassen elk weer naar vijf ketelrendementsklassen. Details in kenmerken van gebouwtype en installatie zijn dan voor deze klassen te vinden in de rubriek ‘Referentiegebouwen’ zodat men zijn eigen gebouw voor vergelijking zeer juist kan plaatsen in deze klassen. Indien u sterke afwijkingen van het eigen gasverbruik constateert met hetgeen in de tabel als norm vermeld staat, kan dat duiden op:

  • onvolkomenheden in de verwarmingsinstallatie;
  • onjuist handelen door de gebruiker van het gebouw (bij voorbeeld stoken met geopende ramen);
  • verkeerd bedienen van de installatie.

De oorzaken van deze grote afwijkingen dienen te worden opgespoord en te worden verholpen.


KLIMAATGEGEVENS


Algemeen

De tabellen geven het maandverloop weer van de klimaatgegevens voor tien weerstations. De stations zijn: De Bilt, Eelde, De Kooy, Rotterdam, Eindhoven, Leeuwarden, Twente, Deelen, Vlissingen en Zuid-Limburg.

De volgende gegevens worden gepubliceerd:

  • graaddagen naar gebouwfunctie, per kalendermaand;
  • graaddagen per meetweek;
  • graaddagen per kalendermaand;
  • graaddagen per meetdag en per meetmaand;
  • enthalpiedagen per meetweek;
  • enthalpiedagen per kalendermaand;
  • enthalpiedagen per meetdag en meetmaand;
  • bevochtigingsgramuren per meetweek en kalendermaand;
  • ontvochtigingsgramuren per meetweek en kalendermaand;
  • koelgraaduren per meetweek en kalendermaand;
  • koelenthalpie-uren per meetweek en kalendermaand.

De klimaatgegevens zijn gerelateerd aan de functie van het gebouw en de daarmee samenhangende binnencondities), waarvan u hieronder een overzicht vindt. In de tabellen voor graaddagen en enthalpiedagen wordt in kolom meetdag met de afkorting fe een feestdag bedoeld. In de berekeningen is uitgegaan dat de zomertijd eindigt om 3.00 uur.


Binnenconditie

De binnencondities zijn naar functie en gebouwtype vastgelegd met de codes 01 t/m 25. De binnenconditie definieert van welke temperatuur en/of vochtgehalte en/of enthalpie is uitgegaan. Een overzicht van deze gegevens per binnenconditie geven we u in het onderstaande overzicht.



1) = Inclusief feestdagen

2) = Exclusief feestdagen


 

InformatieDagdeelConditieNummer binnenconditie bij
DagdeelOverige periodeAlle dagen 1)Maandag t/m vrijdag 2)
Graaddagen/enthalpiedagen 0 - 24 18 °C, 7,5 g/kg 11
6 - 22 18 °C 12 °C 04
21 °C 19 °C 08
7 - 17 18 °C 12 °C 05
7 - 23 20 °C, 7,5 g/kg 16 °C 01
8 - 16 19 °C 14 °C 09
22 °C, 7,5 g/kg 16 °C 13
8 - 18 20 °C, 7,5 g/kg 16 °C 12
8 - 20 26 °C 24 °C 07
8 - 22 18 °C 13 °C 06
19 °C 14 °C 10
Bevochtigingsgramuren/ontvochtigingsgramuren 0 - 24 8 g/kg 14
8 - 18 8 g/kg 15 16
Koelgraaduren/koelenthalpieuren 0 - 24 12 °C, 30,9 KJ/kg 17
20 °C, 39,1 KJ/kg 20
24 °C, 43,1 KJ/kg 23
8 - 17 12 °C, 30,9 KJ/kg 18 19
20 °C, 39,1 KJ/kg 21 22
24 °C, 43,1 KJ/kg 24 25

Graaddagen en overige begrippen

Hieronder geven we u een korte toelichting op de begrippen graaddagen, enthalpiedagen, bevochtingingsgramuren, ontvochtigingsgramuren, koelgraaduren en koelenthalpie-uren.


Graaddagen

Door gebruik te maken van het begrip 'graaddagen' kunt u de binnencondities omzetten in gegevens voor energieverbruik.

Voor het berekenen van het aantal graaddagen in een maand worden eerst de graaduren berekend. In een gebouw moet gestookt worden, wanneer de buitentemperatuur lager is dan de gewenste binnentemperatuur. Het aantal uren dat gestookt moet worden vermenigvuldigd met het temperatuurverschil tussen buitentemperatuur en gewenste binnentemperatuur geeft het aantal graaduren. Door dit aantal graaduren te delen door 24 berekenen we het aantal graaddagen.


In formulevorm is dit: G=n (t bi - t bu), waarbij

G = aantal graaddagen;

n = aantal verwarmingsuren gedeeld door 24;

t bi = bepaalde binnentemperatuur gedefinieerd in de binnenconditie;

t bu = gemiddelde buitentemperatuur geregistreerd door KNMI.


In onderstaande grafieken wordt voor twee verschillende binnencondities het graadurenverloop (in K.h.) weergegeven door de grijs gearceerde vlakken. Dit aantal uren gedeeld door 24 geeft dan een graaddag (in K.d.).

Bij binnentemperatuur (basistemperatuur) van 18 °C gedurende het gehele etmaal.



Bij binnentemperatuur van 20 °C gedurende dagperiode van 0.800 uur tot 18.00 uur en 16 °C gedurende overige tijd (nachtperiode)


Overige begrippen

Voor het berekenen van enthalpiedagen, bevochtigingsgramuren, ontvochtigingsgramuren, koelgraaduren en koelenthalpie-uren heeft de redactie de volgende formules gehanteerd:


Enthalpiedagen

Het begrip graaddagen is vrij onnauwkeurig, omdat hier geen rekening wordt gehouden met het vochtgehalte in de lucht. Vocht neemt een bepaalde hoeveelheid warmte op die later weer afgestaan kan worden. Enthalpie is warmte-inhoud van vochtige lucht in kJ/kg.

Het begrip enthalpiedagen houdt hier wel rekening mee. In formulevorm is dit:

Enthalpiedagen = aantal bedrijfsdagen installatie x (gemiddeld enthalpie buitenlucht - enthalpie verwarmde inblaaslucht).


Bevochtigingsgramuren

Deze grootheid geeft het aantal uren aan dat er vocht toegevoegd moet worden aan de lucht in een gebouw om het gewenste vochtgehalte op peil te houden.

In formulevorm is dit:

Bevochtigingsgramuren = aantal bedrijfsuren installatie x (bepaald absoluut vochtgehalte lucht uittredezijde - gemiddeld absoluut vochtgehalte lucht intredezijde).


Ontvochtigingsgramuren

De ontvochtigingsgramuren geven het aantal uren aan dat er vocht onttrokken moet worden aan de lucht in een gebouw om het gewenste vochtgehalte op peil te houden.

In formulevorm is dit:

Ontvochtigingsgramuren = aantal bedrijfsuren installatie x (gemiddeld absoluut vochtgehalte lucht intredezijde - gemiddeld absoluut vochtgehalte lucht uittredezijde).


Koelgraaduren

Dit geeft het aantal uren aan waarbij in een gebouw gekoeld moet worden om de gewenste binnentemperatuur te handhaven.

In formulevorm is dit:

Koelgraaduren = aantal bedrijfsuren installatie x (gemiddelde temperatuur buitenlucht - bepaalde temperatuur gekoelde inblaaslucht).


Koelenthalpie-uren

Dit begrip houdt in tegenstelling tot de koelgraaduren tevens rekening met het vochtgehalte van de lucht.

In formulevorm worden de koelenthalpie-uren als volgt berekend:

Koelenthalpie-uren = aantal bedrijfsuren installatie x (gemiddelde enthalpie buitenlucht - bepaalde enthalpie gekoelde inblaaslucht).


Toepassing

In gebouwen wordt energie verbruikt voor verwarming, ventilatie, koeling en be-/ontvochtiging. De hierboven genoemde kernbegrippen kunt u gebruiken om het energieverbruik hiervoor te toetsen en berekenen. De verschillende begrippen worden bij de volgende installaties gehanteerd:

  • graaddagen bij verwarmings- en ventilatie-installaties;
  • enthalpiedagen bij ventilatie- en luchtbehandelingsinstallaties;
  • de overige begrippen bevochtigins- en ontvochtigingsgramuren, koelgraad- en koelenthalpie-uren bij luchtbehandelingsinstallaties.

Reageren

Heeft u vragen over deze kostentabel? Of suggesties voor verbetering? Dan horen wij dat graag! Vul uw vraag/opmerking hieronder in. Uw bericht wordt dan rechtstreeks verstuurd naar Will Elsman de beheerder van deze tabel(len). Bedankt!


 Dit is een verplicht veld


 Dit is een verplicht veld



 Dit is een verplicht veld

Verplicht Dit is een verplicht veld.